top of page

Shorttrack techniek

Oval

Shorttrack wordt gereden op een ijshockeybaan van 30x60 meter. De ronde bestaat uit een 111,12 meter lang ovaal. Elke bocht wordt gemarkeerd door zeven rubber blokken.

 

De afstanden die verreden worden zijn de 222 meter (2 ronden), 333 meter (3 ronden), 500 meter (4½ ronden), 1000 meter (9 ronden), 1500 meter (13½ ronden), 3000 meter (27 ronden) en 5000 meter (45 ronden). De eerste twee afstanden worden alleen gereden door de jongste pupillen. De 5000 meter wordt alleen gereden bij de aflossing heren.

Tijdens de wedstrijden ontstaan er al snel groeven in de bochten. Daarom wordt de baan na elke rit telkens een stukje verlegd. In het ijs zitten verschillende gekleurde stippen om de doppen op hun juiste plek te leggen.

Rechte eind

Er is een nieuwe trend ontstaan in schaatstechniek voor het rechte stuk. Je ziet dat rijders op het rechte stuk beide schaatsen aan het ijs houden, ook wel de pompbeweging genoemd.

Bij de pompbeweging blijven de schaatsen op heupbreedte op het ijs en slechts een deel van het lichaamsgewicht wordt van het ene been naar het andere verplaatst, waardoor zo nodig een 'duwafzet' kan worden gecreëerd. In tegenstelling tot een normale schaatsslag blijft het lichaamszwaartepunt tussen beide benen in. "In principe is de snelste weg rechtdoor. Wanneer het ijs goed glijdt verlies je weinig snelheid. Is het ijs minder goed, dan zal je het lichaamszwaartepunt meer verplaatsen en dus meer 'pompen' ", zegt Jeroen Otter, bondscoach van de Nationale Selectie. 

Vooral uit tactisch oogpunt kan de pompbeweging handig zijn. "Je wilt voorkomen dat je op het verkeerde been wordt gezet. Omdat je bij de pomp met beide schaatsen op het ijs blijft, kun je nog twee kanten op. Je kunt dus sneller reageren en daardoor beter je positie verdedigen."

Otter: "Doordat het lichaamszwaartepunt tussen je benen blijft, haal je niet het meeste uit je slag. Als je efficiëntie vertaalt naar snelheid, dan is de efficiëntie van de pomp dus niet zo hoog. Maar wél als je efficiëntie vertaalt naar positionering in de groep. En dat is waar shorttrack om draait." Ook bij een inhaalactie kan de pompbeweging praktisch zijn. Olympisch kampioen Apolo Anton Ohno is daar een meester in. Hij kan vanuit de pomp op links een bocht ingaan en zo extreem hangen dat hij in het begin van de bocht heel scherp draait. Bovendien maakt hij zich daardoor heel smal, waardoor de inhaalactie slaagt.

Andere lijn

Door de kleine baan bij shorttrack worden rijders bij een hogere snelheid of het opzetten van een inhaalactie gedwongen om een andere lijn te rijden. "Bij de aflossing gaan rijders vroeger de bocht in. Ze gaan eerder hangen en gebruiken deze valbeweging voor het genereren van snelheid. Twee slagen de bocht in en twee of drie de bocht uit. Daardoor wordt het rechte stuk korter", aldus Otter. Ook in deze situatie wordt de pompbeweging vaak ingezet. De tussenslag wordt dan meer gebruikt als een soort rustpunt, waarmee rijders zich op de juiste plek op de baan positioneren voor de volgende bocht.

Soms wordt het uitvoeren van een normale slag op het rechte stuk zelfs onmogelijk voor rijders, door hun positie in de race. Bij inhaalacties buitenom is er simpelweg geen plaats om een normale slag te maken of de groep dwingt de rijder bewust zover naar buiten dat het onmogelijk wordt. Bovendien wordt het daardoor voor de inhalende rijder lastiger om de bocht goed op te zetten en voldoende snelheid te generen voor een geslaagde passeerbeweging.

Bochten

Bochten zijn bij het shorttrack vanzelfsprekend erg belangrijk. Het is niet voor niets dat voor veel schaatsliefhebbers shorttrack synoniem staat voor bochtentechniek. Wat maakt de bochtentechniek bij het shorttrack dan zo bijzonder?

 

De shorttrackbaan heeft een grootte van 60 x 30 meter. De bochten worden door telkens zeven rubberen blokjes gemarkeerd. De straal van de shorttrackbocht is slechts 8 meter. Toprijders ronden deze met maar liefst 45 km per uur.

 

Het geheim van die bochten zit in twee elementen: diep zitten en met je gewicht in de bocht hangen. Beiden vereisen veel oefening. Diep zitten betekent ruwweg dat de onderkant van je bovenbeen parallel is met het ijs. Een goede oefening is om een dop in je knieholte te knellen en daar een stukje mee te steppen. Een hulpmiddel voor het oefenen van het in de bocht hangen is de cornerbelt training.

 

Tot slot nog een vaak gehoorde misvatting: shorttrackers hoeven niet hun hand op het ijs houden in de bocht. Dat is enkel en alleen voor het bewaren van het evenwicht. De hand op het ijs gaat ten nadele van je houding.

Tips

BOCHTEN

Al bij het begin van de bocht is er veel te winnen. Houd je schouders parallel met het ijs. Slinger niet naar buiten bij het begin van de bocht. De laatste afzet vóór de bocht is met rechts. Die afzet wordt volledig afgemaakt, en vervolgens zet je links in. Het volle gewicht moet op de linkerschaats komen. Een veel gemaakte fout is dat de linkerschouders te schuin naar links hangen, ‘de bocht in hangen’.

De geoefende shorttracker hangt ook niet te veel naar voren, ‘op de punten’, in de bocht. Echter, de toppers spelen hier mee. De radius van hun schaats verloopt naar steeds kleinere radi, aan de voorkant van hun ijzers. Door wat naar voren te leunen, kunnen ze scherper de bocht door. Dit wordt gebruikt als je concurrenten vlak bij je schaatsen. Je verliest er echter wel wat snelheid mee.

RECHTE EIND

Ook op andere manieren kan het rechte stuk gebruikt worden om de race naar jouw hand te zetten. "Wanneer je vermoeid raakt op bijvoorbeeld een 1500 meter kun je ineens vier slagen maken op het rechte end. Dat is moeilijk schaatsen voor de rijder achter je en andere schaatsers zijn dan eerder geneigd om achter je te blijven. Bovendien moet een inhalende rijder mee in jouw slag, anders botsen de schaatsen", vertelt Otter. "Je moet proberen jouw manier van rijden op te leggen aan de anderen. Dat is het mooie aan shorttrack, het gaat om wie voorop blijft. Niet om de tijd."  

Voor jeugd en rijders die niet in de absolute top schaatsen ziet Otter geen voordeel van de pompbeweging. "Zelfs bij de dames zie je het internationaal al veel minder. Hun topsnelheid ligt lager, de rechte stukken blijven langer (in relatie tot de snelheid) en dus ga je minder snel 'pompen'. Pas wanneer je bijna geen tijd meer hebt voor het rechte stuk kan je gebruik gaan maken van de pomp."

 

Bron: Schaatsen.nl

bottom of page